Er zijn werklui in huis die onze badkamer renoveren. Een transistorradio schalt, er wordt getimmerd, geboord, en continu gemoedelijk gepraat in een taal die ik niet versta. Koffie zetten ze met hun eigen Senseo-apparaat. Alle dagen dragen ze dezelfde kleding. Weinig ontroert mij meer dan ingedroogde verfspatten op afgedragen spijkerbroeken.
Ik kom uit een omgeving van klussende mannen, familie, naaste buren en van een straat verder. Thuis zeiden ze dat ik beter onderwijzer kon worden.
Met die hersens van jou.
Kijk eens naar oom die en die, z’n hele sodemieter naar de verdommenis.
Dat moet jou niet overkomen.
Erger dan een nekhernia van het sjouwen was een beessie op je rug.
Soms werd er tegen hongerloon zwart gewerkt, want niemand had de moed veel te vragen. Alleen bij mensen die uit de hoogte deden of nooit koffie of een gevulde koek gaven, werd een uur extra in rekening gebracht. Al die klussende mannen waren ver voor hun pensioen lichamelijk gesloopt. Er leeft er geen een meer.
Klussende mannen over de vloer geeft ongemak en niet zozeer vanwege de geluidsoverlast. Lees de volledige column op Tzum.
