Verslaafd aan jou

De gevaren van het leven werden mij al op jonge leeftijd bijgebracht. Mijn moeder waarschuwde voor verkeer en onbekende meneren en mijn vader voor karakterloosheid en drugsgebruik. We zaten aan de ronde eettafel in de voorkamer. Achter de brede rug van mijn vader – in die tijd liep hij nog op zijn handen heen en weer over het tuinpad – stond op een met witte strepen gemarkeerde plek de ambulance, blinkend in de zon. Symbool om het goede voor de ander te doen. Die nacht was hij er een paar keer uit geweest met de gebruikelijke spoed, zwaailicht en sirenes. Was het nu maar voor een oud vrouwtje dat uit bed was gevallen, of een veertiger met een beginnend infarct, nee, weer voor een of andere klojo in het uitgaansleven. Drugs, het leek wel als een virus onder de jeugd van het dorp te woeden. Lag er weer iemand meer dood dan levend in een stuip vlakbij dat ene café. Moest je oppassen niet zelf in een naald te trappen. Ik herinner me vooral de jongen die uit een raam was gevallen van de Tagrijn, toen een beruchte verzamelplek van junkies en dealers. Terwijl ik hagelslag op mijn boterham strooide luisterde ik met ingehouden adem naar hoe die jongen in de glasscherven en met het bloed dat alle kanten opspoot, opgesloten bleef in zijn trip. Lees verder op Tzum.

Dit bericht werd geplaatst in Tzum en getagd met , , . Maak de permalink favoriet.