De Reis ~ een column over Céline en vertaler E.M. Kummer

Achter het station van Leiden werden R. en ik afgehaald voor een verjaardagsfeestje van een emeritus hoogleraar. Op de passagiersstoel zat een man met wit haar die ons scherp en glimlachend opnam, achter het stuur zijn vrouw. We reden Oegstgeest in, althans ik geloof dat het Oegstgeest was, want ik kwam eigenlijk nooit in deze omgeving. Het was ook donker, het regende licht. De ramen waren beslagen. De man op de passagiersstoel had wel zijn naam genoemd, maar ik had hem niet goed verstaan. Het was geen doorsneenaam. En hij week af van de naam van zijn echtgenote, die ik wel kende. Hij sprak op een enthousiaste en aanstekelijke manier, een beetje staccato, met humor, half naar ons omgedraaid, tot de auto werd ingeparkeerd en zij tegen ons alle drie zei dat we konden uitstappen. 

Lees de volledige column op Literair Nederland

Dit bericht werd geplaatst in Literair Nederland en getagged met , , , , . Maak dit favoriet permalink.