Op zaterdagavond word ik gebeld. We zijn niet meer dan vage kennissen, daarom ben ik verrast zijn stem te horen. Vorig jaar mei zagen we elkaar voor het laatst. Hij droeg toen een rood giletje op een English Hatter. Tijdens de corona-epidemie stuurde hij mij geregeld een podcast van zijn huisarts in ruste. Over de voor- en nadelen van groepsimmuniteit. Soms was zijn toon wat in mineur, voorspelde hij dat we allemaal naar de ratsmodee gingen. Dan verstuurde hij als Whatsapp bericht een walsje op zijn mondharmonica. Ik antwoordde altijd vriendelijk; soms met een kleine steunbetuiging.
Hij bekeek de zaken graag van twee kanten. De mensen in het verpleeghuis hadden het niet makkelijk, maar hij zelf, als kleine ondernemer, leed ook. ‘Ik stap telkens te laat in’, vertelde hij. Dat begon al toen hij met de Britannica encyclopedieën langs de deuren ging en de mensen niet meer op papier maar gratis en digitaal hun informatie vonden. ‘Ik ben als de stad Utrecht. Die bouwde ook een pesthuis toen de pest was uitgewoed.’
‘Sorry dat ik je bel,’ zegt hij als ik hem vriendelijk en verbaasd heb begroet, ‘Maar ik zit in moeilijkheden.’ Lees verder op Literair Nederland.
