Mes, steek, pijn ~ een column over Salman Rushdies memoir ‘Mes’

Ik herinner me een moment in de Amsterdamse binnenstad, ergens bij de gezellige Negen Straatjes. Rumoer, een man rende weg. Mensen creëerden, bijna in een natuurlijke en golvende beweging, ruimte voor hem en zijn aanvaller, iemand met een liniaallang mes, maaiend naar de rug van de vluchter. Die rug werd telkens op een haar na gemist. Toen de aanvaller merkte dat zijn opzet mislukte, draaide hij zich met een ruk om. Zijn woedende ogen (met de doffe glans van verdovende middelen) kruisten die van mij. Ik zag hem, de potentiële moordenaar, de man die de rol van de grote maaier op zich nam en de dood wilde brengen. Ik zag het duister in zijn ogen, zijn meedogenloosheid. Mij zag hij niet. Van de vluchter herinner ik me alleen de rug, een kwetsbare, gebogen rug. Inmiddels vijftien jaar geleden. Maar de beelden van die paar seconden haal ik met gemak terug. Soms vraag ik me af of zij, vluchter en aanvaller, zich dit ook nog zo goed kunnen herinneren.

In dezelfde luttele seconden, het getal 27 wordt genoemd, stak ‘de A.’ in op Salman Rushdie, zomaar een augustusdag in zomaar een stad in de Verenigde Staten. Wat kun je doen in 27 seconden? Het Onzevader opzeggen, of een sonnet van Shakespeare, constateert Rushdie. Haast gedachteloze handelingen. De meeste 27 seconden gaan voorbij zonder een spoor achter te laten. Hier: dertien steekwonden. Lees verder op Tzum.

Dit bericht werd geplaatst in Tzum en getagged met , , , , . Maak dit favoriet permalink.