Vandaag verscheen in de Provinciale Zeeuwse Courant en in BN De Stem de eerste recensie van Hongerklop.
Natuurlijk gaat het ook over slappe kroketten
Mario Molegraaf
Natuurlijk blijven de aan boord geserveerde ‘slappe kroketten en saucijzen’ niet onvermeld. Zónder zou poëzie over de Zeeuwse veerdiensten een incomplete indruk maken.
Eric de Rooij werd in 1965 geboren te Hilversum. Zijn band met Zeeland dankt hij aan de man met wie hij het leven deelt, Ronny Boogaart. Ze schreven samen artikelen en boeken, bijvoorbeeld in 2007 ‘Hart van mijn land ik ben terug’, een ‘literaire wandeling door het Zeeland van Hans Warren’.
Die trouwens af en toe ook aanwezig is in De Rooijs gedichten, in diens poëziedebuut ‘Het eindigt zomaar ergens’ (2015) en in deze tweede bundel Hongerklop. Een sterke bundel, alleen al het lezen waard vanwege het openingsgedicht ‘Voor het slapen’. Een liefdesgedicht, zeldzaam genoeg nu eens niet over de bliksemflits van de eerste keer maar over het na vele jaren flakkerende lichtje.
Hij dicht over een reis naar Taiwan, over de tijd dat hij een jongen was ‘met indianentooi’ en over de dubieuze zegen van familie: ‘meedogenloos zijn de genen’. Verder zijn er ontmoetingen in het verpleeghuis, onder meer met een vroegere bewoner van een eenzaam ‘Zeeuws eiland’ die over de kastijding met donderpreken en koude banken spreekt: ‘Drie keer op een zondag’. En nee, weer gaat het niet over drie keer je weet wel.