‘Een sterke bundel’ ~ recensie in PZC

Vandaag verscheen in de Provinciale Zeeuwse Courant en in BN De Stem de eerste recensie van Hongerklop.

Natuurlijk gaat het ook over slappe kroketten

Mario Molegraaf

De eerste keer. Nee, niet die eerste keer, waarom altijd meteen aan dát gedacht? ‘Mijn eerste keer’ is in een gedicht van Eric de Rooij, ‘mijn eerste keer aan de reling’. Aha, we zijn dus op een boot. Niet zomaar een boot, maar de Prinses Juliana, lezen we verderop. En de boot vaart niet zomaar een route, maar het onvergetelijke traject tussen Kruiningen en Perkpolder. De eerste reis van de dichter naar de overkant, naar Zeeuws-Vlaanderen, zijn eerste reis naar het land van zijn toekomstige schoonfamilie. Zijn aanstaande is er helemaal thuis en herkent moeiteloos de grote stern. De dichter zelf ziet slechts ordinaire meeuwen. Het is een mooi overgangsgedicht ‘De Schelde bij Perkpolder’ uit Eric de Rooijs pas verschenen bundel Hongerklop (80 pagina’s/ gebonden/ 19,95 euro/ Bordeauxreeks nr.50/ Liverse).

Natuurlijk blijven de aan boord geserveerde ‘slappe kroketten en saucijzen’ niet onvermeld. Zónder zou poëzie over de Zeeuwse veerdiensten een incomplete indruk maken.

Eric de Rooij werd in 1965 geboren te Hilversum. Zijn band met Zeeland dankt hij aan de man met wie hij het leven deelt, Ronny Boogaart. Ze schreven samen artikelen en boeken, bijvoorbeeld in 2007 ‘Hart van mijn land ik ben terug’, een ‘literaire wandeling door het Zeeland van Hans Warren’.

Die trouwens af en toe ook aanwezig is in De Rooijs gedichten, in diens poëziedebuut ‘Het eindigt zomaar ergens’ (2015) en in deze tweede bundel Hongerklop. Een sterke bundel, alleen al het lezen waard vanwege het openingsgedicht ‘Voor het slapen’. Een liefdesgedicht, zeldzaam genoeg nu eens niet over de bliksemflits van de eerste keer maar over het na vele jaren flakkerende lichtje.

Hij dicht over een reis naar Taiwan, over de tijd dat hij een jongen was ‘met indianentooi’ en over de dubieuze zegen van familie: ‘meedogenloos zijn de genen’. Verder zijn er ontmoetingen in het verpleeghuis, onder meer met een vroegere bewoner van een eenzaam ‘Zeeuws eiland’ die over de kastijding met donderpreken en koude banken spreekt: ‘Drie keer op een zondag’. En nee, weer gaat het niet over drie keer je weet wel.

Dit bericht werd geplaatst in Hongerklop en getagged met , , , . Maak dit favoriet permalink.