De man van het licht is een duister sprookje verteld in een opvallend bloemrijke taal. Dat wordt al in de openingszin duidelijk: ‘Buiten adem belde Jelena aan bij de toekomst, ze kon maar net bij de bel.’ Fraaie openingszin, in een debuut dat grossiert in mooie formuleringen, met name als het verhaal op stoom is gekomen.
De man als moderne heks
Hoofdpersoon is Jelena, een ogenschijnlijk onschuldig meisje, opgegroeid in een instelling en bij weinig liefdevolle gastgezinnen, maar met een grote ambitie iets van haar leven te maken: schrijver worden. Daarvoor meldt ze zich bij een oude professor, die we inderdaad alleen als professor leren kennen. De professor is zojuist gescheiden, is verre van lichamelijk aantrekkelijk (‘zijn buik was een kolossale pudding’) en ziet in Jelena niet alleen een talentvolle schrijfster in de dop, maar ook een liefdesgezel om zijn oude dag kleur te geven. Met alle middelen die hij tot zijn beschikking heeft, variërend van lieve woorden, dreigementen tot theatrale uitbarstingen, weet hij haar in zijn web te vangen. Zo lijkt De man van het licht bij eerste lezing vooral een Me-Too-achtig sprookje te zijn, met een slechte oude man als moderne heks, en een meisje dat, als in zovele sprookjes, een leven leidt in armoede en eenzaamheid en in het aanbod van de oude man een weg ziet om uit een kleurloos bestaan te kunnen ontsnappen. Toch vertelt Katrien Scheir (1978) in haar debuut uit 2021 ook een ander verhaal, dat minstens zo actueel is als we het hedendaagse debat volgen over klassenmigratie en het aantal vinkjes dat iemand heeft. Kun je je afkomst achter je laten en kun je van een dubbeltje een kwartje worden? Lees je met die bril, dan is De man van het licht niet alleen een sprookje, maar past het verhaal ook in de lange traditie van de realistische roman. Lees verder op Literair Nederland.